- but
- adv. alleen als; met moeite--------conj. maar; doch--------n. voorwaarde; weerstand; beperking--------prep. behalve--------v. "maar"but1[ but] 〈zelfstandig naamwoord〉1 maar ⇒ tegenwerping, bedenking♦voorbeelden:1 〈informeel〉 ifs and buts • maren, bedenkingenbut me no buts • geen gemaar, niks te maren〈informeel〉 no buts about it • zeker weten, reken maar————————but2[ bət, 〈sterk〉 but] 〈voornaamwoord; steeds met negatief antecedent〉1 die/dat niet♦voorbeelden:1 not a man but was moved to tears • geen man die niet tot tranen toe bewogen was————————but3[ bət, 〈sterk〉 but] 〈bijwoord〉1 slechts ⇒ enkel, alleen, maar, pas2 (en) toch ⇒ echter, anderzijds♦voorbeelden:1 he's but a student • het is maar een studentI could but feel sorry for her • ik kon enkel medelijden hebben met haarI know but one • ik ken er maar één————————but4[ bət, 〈sterk〉 but] 〈voorzetsel〉1 behalve ⇒ buiten, uitgezonderd, anders dan♦voorbeelden:1 none but father • niemand buiten vaderall but John • allen behalve Johnwho but John? • wie anders dan John?he wanted nothing but peace • hij wilde slechts rustthe last but one • op één na de laatstethe next summer but one • de zomer na de volgende————————but5[ bət, 〈sterk〉 but] 〈leidt vaak elliptische zin in〉I 〈onderschikkend voegwoord〉1 〈uitzondering〉behalve ⇒ buiten, uitgezonderd2 〈voor indirecte rede, na negatief/vragend hoofdwerkwoord〉dat♦voorbeelden:1 I cannot (choose) but accept his proposal • ik kan niet anders dan zijn voorstel aannemenwhat could I do but surrender? • wat kon ik doen behalve me overgeven?2 he did not doubt but that he had failed • hij twijfelde er niet aan dat hij gefaald had¶ 〈informeel〉 no sooner had she spoken but it appeared again • ze was nog niet uitgesproken of het verscheen opnieuwII 〈nevenschikkend voegwoord〉1 〈tegenstelling〉maar (toch) ⇒ niettemin, desondanks2 〈versterkend en tegenstellend〉en hoe ⇒ wat, maar, en♦voorbeelden:1 not a man but an animal • geen mens maar een dieryoung but clever • jong maar sluwbut then (again) • (maar) anderzijds/jabut yet • niettemin2 he ran but ran! • hij liep, en hoe!he ran but fast! • hij liep, en snel ook!but no! • nee maar!, nee toch!but yes! • maar ja toch!
English-Dutch dictionary. 2013.